Oorlogsjaren

 

Als de oorlog uitbreekt, is Wim 17 jaar. Hij woont bij zijn moeder in de Albatrosstraat 19b te Utrecht.

Na zijn schooltijd is hij als huisschilder gaan werken, maar er is geen werk meer en Wim wordt via het arbeidsbureau naar de werkverschaffing gestuurd. "Ledigheid is des duivels oorkussen', gold toen. (d.w.z. ledigheid leidt tot allerlei kwaad, is de oorzaak van veel slechtheid; vgl. Jesus Sirach XXXIII)

Het is niet goed om niets te doen. 

 

De werkverschaffing zorgde ervoor dat de mannen bezig werden gehouden, al was het maar dezelfde muur elke dag overschilderen. Wim vond het maar niets. Gelukkig had hij zijn gitaar. Na het werk ging hij met vrienden naar het centrum. Daar gingen ze op straathoeken en langs de grachten optreden. 

 

Echter dat was niet genoeg voor Wim. Op 1 november 1941, ging hij voor het avontuur in het buitenland. Op de dag voor zijn 19e verjaardag, meldde hij zich bij het Gewestelijk Arbeidsbureau, bereid, om in Duitsland te gaan werken. Zwaar werk, maar goede verdiensten, die hij naar huis kon sturen en jeugdige onbezonnenheid, brachten hem in Berlijn. Hij ging werken bij AEG in Berlijn.

 

Al heel snel kwam Wim er achter, dat het helemaal geen avontuurlijk verblijf zou worden. Ook al waren de verdiensten redelijk, hij moest van die verdiensten wel zijn accommodatie, eten, werkkleding, eigenlijk alles betalen. Het voedselpakket dat hij kreeg, was minimaal. En daar moest veel voor betaald worden.

 

Uit de briefwisseling van Wim en zijn familie en vrienden wordt duidelijk, dat zijn familie geen idee had, dat Wim zich zou gaan melden. Eenmaal aangemeld, is er geen weg terug. Ze zijn dan ook zeer ongerust. Waar mogelijk sturen ze pakketten, met spullen waar Wim in zijn brieven aan thuis om vraagt. 

Uit brief van Wim aan zijn moeder, (hij zit al in de rol van oorlogscorrespondent):

Berlijn, 23 november 1941,

Lieve Mama,

Hier is een lange brief. ‘k Heb u wel laten wachten, maar ’t is hier 9 uur slapen, 5 uur op.

Eerst de treinreis, ‘k heb niets gezien, als weiland, akkers en ’t zelfde rooie soort huizen, tot aan Berlijn toe. Zo kwamen we ’s avonds 6 uur in Berlijn aan. Hartstikke koud, ’t ijs ligt hier al op de rivieren.

De hele boel lag door de war, we liepen van de ene hoek naar de andere, zo’n kleine 400 Hollanders. Eindelijk was de troep verzameld en gingen we niet naar de fabriek, o nee we gingen naar een soort doorgangshuis, grof houten barakken waar nacht en dag ander volk in slaapt, de Priesterweg heette het. En op de beurs hadden ze uitdrukkelijk gezegd dat er een nieuwe regeling was, dat we rechtdoor naar de fabriek gingen. Stel u voor een grote houten keet met 16 kamers en op iedere kamer 16 bedden, geeneens bedden te noemen, waar iedere nacht ander volk op slaapt en wekelijks ontsmet wordt. Zo kwamen we daar 7 uur aan. Ik scheen op een bordje met m’n lantaarn en las: “Priesterweg” en dacht mooi is ie en een gure wind.  En toch waren we blij dat we onderdak waren.  Toen kregen we soep, niet te beschrijven, water met koolraap, bitter als gal. ‘k Was blij dat u brood meegegeven had, toen naar de slaapkeet, houten britsen boven elkaar, met stroo, nou we hebben niet veel geslapen en de hele nacht zitten praten.

 

Na zijn verplichte periode van 6 maanden, probeert Wim in het voorjaar van 1942 om naar huis te gaan. Uiteindelijk lukt het hem, maar al gauw wordt hij nu opgeroepen om zich te melden voor werk in Duitsland. Wim geeft geen gehoor aan de oproepen en als hij eind 1942 begin 1943 toch wordt opgepakt, weet hij te vluchten en duikt  onder. 

 

In mei 1944 wordt hij in Amsterdam opgepakt.

Eerst naar gevangenis in Amsterdam:

Uit het verslag:

Amsterdam, Euterpestraat, afd. Sicherheits-Polizei; mei 1944

In de celletjes onder het gebouw van de Sicherheits-Polizei zitten de mensen op elkaar geperst in een hok. Bedoeld voor één man, zitten, of liever hangen, zes of zeven man. Drie zitten er op de krib geperst, twee hurken in een hoek, een zit op ’t tafeltje en ik maak het me makkelijk op de kakemmer. Zo laten we de uren omkruipen. We zijn ontvangen door een jong SS soldaatje, die alles afnam aan waarde dingen, en zijn handen zaten erg los. Hij maakte de celdeur los, gaf me een schop onder mijn achterste en sloot de deur weer toe. Eerst zie je niks, zo donker is ‘t, maar als je ogen zich wennen, zie je er nog meer hokken rondom. En nog steeds lopen ze heen en weer. “Hoeveel zitten er hier?” “Vijf man.” “Dan kunnen er nog twee bij!” De anderen schikken wat op en monsteren de binnen komenden. Dan zitten ze allemaal weer in gedachten.

Het soldaatje marcheert op en neer voor de celletjes. Klik-klak stappen zijn laarsjes. Typies “Duits”, hoewel het een Hollander is, wat ie probeert te verbergen achter wat gebrekkig Duits. Eigenaardig dat je nu dubbel de druk voelt van vreemde bezetting. een vrouw vraagt om wat water en eroverheen een snauw van het cipiertje, dat ze d’r mond moet houwen. De mensen praten gedempt hier, door de hele ruimte hoor je zacht praten, net als een bijenkorf. Af en toe onderbroken door een snauw van de SS soldaat.

 

dan naar het kamp in Amersfoort:

Amersfoort, P.D.A. (Polizeiliche Durchganglager Amersfoort);  Periode mei - juni 1944

Ik zal nooit vergeten hoe ik voor het eerst het kamp kwam binnen stappen. Donderdag had ik net mijn Rooie-Kruispakketje gekregen in de cel en de volgende morgen werd ik afgeroepen voor het transport naar Amersfoort. Vanaf huis van bewaring Weteringschans met een extra tramwagon naar Centraal Station (achterkant). Dwars door Amsterdam en zo naar Amersfoort. Circa 400 man zwaar bewaakt in marscolonnes naar het kamp. Ik was bij de grootste groep (Amsterdam). Er waren ook kleine groepjes bij uit alle delen van het land. Amersfoort, Laan 19.4 (?) en SS wachtposten . Een lange laan; vol verwachting klopt ons het hart in de keel en dan voor ons het kamp Amersfoort (P.D.A.). Veel en dik prikkeldraad. Het is te vergelijken met een grote apenkooi en dan de gedachte: "Daar kom jij ook in!"

 We worden 'overgedragen', krijgen een nummer en maken kennis met de "Rozentuin", een lange smalle gang van prikkeldraad, berucht en gevreesd. Iedere häftling had minstens vier maal in de Rozenstruik gestaan: Ten eerste als je voor het eerst in het kamp kwam, en dan met afroepen van het transport naar Moffrika, dan had je de kans voor straf erin te komen, het z.g. 'pompen', onder SS toezicht, dat duurde dan meestal van 's morgens 6, tot 's avonds 6.

 

en van daaruit wordt hij naar Hannover overgebracht.

Aankomst Hannover, Periode najaar 1944

Tegen de schemering waren we op het goederen station en 4 uur 's morgens richting oost. De Hollandse politie ging mee tot aan de grens, ze namen nog netjes afscheid.

Bentheim, alles uitstappen. We werden toegesproken in het Hollands door een grote luidspreker: "We waren nou in Duitsland en al die flauwekul meer. We stonden hier als grootste saboteurs van 1944, maar ze waren dan nog grootmoedig voor een keer. We gingen naar Hannover en waren dan vrij, maar moesten werken en nog eens werken om alles goed te maken".

Die kerel zei o.a.: "Wat zullen jullie kinderen later zeggen?" Die zullen zeggen: "Vader waar was je met de oorlog?"Dan moet je antwoorden: "Toen zat ik al gevangen in Amersfoort, terwijl anderen werkten voor de overwinning!". Daar hebben we later nog dikwijls om gelachen.

Afijn, verder ging het naar Hannover. Later hoorden we, dat het in Bentheim, al twee gelukt was om de benen te nemen en wel vanuit de piesbakken.

 

In Hannover werden we ondergebracht op de zolder van een ouwe fabriek, 7 trappen hoog, we aten ons voor het eerst vol met Duitse soep. Een week bleven we daarboven, waren nog niet vrij, maar bevonden ons in een "Ertüchtigungslager" en stonden onder toezicht van de Gestapo. Als we erg zoet waren, waren we met 9 weken vrij.

 

Als de 9 weken om zijn, is er geen sprake van dat Wim wordt vrijgelaten.

 

Bron: UA